Duurt een bezwaar- en beroepsprocedure langer dan 24 maanden, dan bestaat recht op immateriële schadevergoeding van € 500 per half jaar. Ook in geval van overschrijding van de duur van deze bezwaar- en beroepsprocedure met slechts één maand.
Een schipper was in eerste instantie in Nederland werkzaam voor een Nederlandse werkgever. Vanaf 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 was hij werkzaam voor een Duitse werkgever in het internationale beroepsgoederenvervoer over Europese binnenwateren. Aanvankelijk hoefde de schipper over 2012 geen aangifte inkomstenbelasting te doen. Later kreeg hij alsnog een uitnodiging, waaraan hij echter geen gehoor gaf. De Belastingdienst legde daarom een ambtshalve aanslag op, waartegen de schipper pro forma bezwaar aantekende en later diende de schipper alsnog een aangifte inkomstenbelasting 2012 in. De inspecteur was vervolgens aan het bezwaar van de man tegemoetgekomen, de gevraagde kostenvergoeding werd echter niet verleend. In geschil is of recht bestaat op een integrale kostenvergoeding en immateriële schadevergoeding. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de Belastingdienst zorgvuldig heeft gehandeld, er bestaat daarom geen recht op een integrale kostenvergoeding.
Immateriële schadevergoeding
De Belastingdienst had op 27 januari 2016 het bezwaarschrift ontvangen en vervolgens op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan. De rechtbank had op 2 augustus 2016 het beroepschrift ontvangen en op 27 februari 2018 uitspraak gedaan. Op grond van de arresten van 22 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX6666) en 9 augustus 2013 (ECLI:NL:HR:2013:199) is een termijn van zes maanden voor de behandeling van een bezwaar redelijk en voor de beroepsfase een termijn van anderhalf jaar. Tussen 27 februari 2018 en 27 januari 2016 zit een periode van 25 maanden. Dat is een overschrijding van de redelijke termijn met één maand. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van die redelijke termijn moet worden toegerekend aan de Staat en veroordeelt de Staat tot betaling van € 500 immateriële schadevergoeding aan de schipper. Ook krijgt hij een (forfaitaire) kostenvergoeding van € 501.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 7 maart 2018 (gepubliceerd op 13 maart 2018), ECLI:NL:RBNHO:2018:1741